Terug naar Info

Geschiedenis

oudeprent

De Klootschietsport was rond 1300 en 1400 een populaire volkssport die door “iedereen”in Nederland werd gespeeld. Zo zijn er vele keuren en ordonnantiën uit de oude steden bekend zoals bijvoorbeeld een Leidse keur uit de vijftiende eeuw die luidde:”So moet nijemant door die stede cloeten dan mit houten cloeten”. Hier werd dus door de gemeente het spelmateriaal voorgeschreven. In veel steden en dorpen werden de stadsbesturen gedwongen om verboden uit te vaardigen om (in de meeste gevallen) de klootschieters in de nabijheid van kerken en kerkhoven te weren. Ook werden de klootschieters b.v. geweerd van de stadswallen van Amsterdam, omdat deze teveel te lijden hadden van het grote aantallen klootschieters die daarop hun spel beoefenden

Een ander voorbeeld is een gedicht van Jan van der Veen
(Of was het toch in eerste instantie van Joost van den Vondel?)

“De cloot , so uytter handt of uytter vuyst geschooten,
’t beurt zelden ofte sal sich hier of daar aen stooten,
’t gunt min of meer of heel syn snellen voort-gank stuyt,
ook geen soo effen baen, of loopt ten lesten uyt”.

draaikloot

In 1390 werden in de Haarlemmerhout, door zorg van graaf Albrecht van Beieren de eerste clootschietbanen aangelegd. Hiervan uitgaand mag men aannemen dat het spel al vele jaren daarvoor door velen werd gespeeld

Van de grote Erasmus weten we uit ± 1600 dat de cloot van steen was en dat er onderhands werd geworpen.

Het woord cloot (nu kloot) is oud Nederlands voor:”Een massieve bal” en het woord schieten staat voor:”Met kracht werpen”.

Nederlandse dijkenbouwers verspreiden waarschijnlijk rond 1600 de sport naar Ost-Friesland en Sleeswijk–Holstein in Noord Duitsland, waar thans een tweetal grote klootschietersbonden zijn.

Huiswaarts kerende Zwitserse huursoldaten brachten het over naar Zwitserland, waar het klootschieten tot ± 1950 nabij het meer van Geneve werd gespeeld

draaikloot

In de loop van de achttiende eeuw verdween het klootschieten uit West-Nederland. De sport wist zich echter door de eeuwen heen als folklore te handhaven in het traditierijke Twente en de Achterhoek. Buurtschappen en dorpen daagden elkaar uit voor een wedstrijd. Er werd vel gestreden, echter na afloop was er wel altijd een “kleutjesmaal” of werd de nodige “foezel” genuttigd. Een van deze uitdagingen was b.v. in 1747 tussen Oldenzaal en Oortmarsum waarbij uiteindelijk de Plechelmusbanier van Oldenzaal door Oortmarsum werd veroverd

Met de opkomst van de textielindustrie in Twente, ontstonden er omstreeks 1930 de eerste klootschietersverenigingen. Velen kwamen voort uit buurtschappen.

Het klootschieten veranderde vanzelfsprekend mee. Van een massieve bal (steen) vroeger, ging men over op een houten bal met lood verzwaard. I.p.v in dorpen en dijken werd er op zand en heidebanen gespeeld. Veel verenigingen in Twente beschikken tegenwoordig over een eigen speciaal aangelegde baan, welke voor het veldschieten wordt gebruikt.

Na de tweede wereld oorlog kwam, met de aanleg van asfaltwegen, het straatschieten en rondeschieten in opmars. Het spel werd gereglementeerd en ook slijtvaste materialen deden hun intrede, zoals nylon, cilleron en pertinax

De kloot moet thans voldoen aan twee eisen:
– Minimum diameter van 5 cm
– Drie keer haaks geheel doorboord en gevuld met lood.
– Gewicht, grootte en materiaal zijn verder naar eigen verkiezing.

Thans bedrijven ca 5000 klootschieters in Twente, Achterhoek, IJsselstreek en Drenthe deze sport

Het “Oale spel” wint steeds meer aan populariteit.

draaikloot